LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Jeruzalem: een nieuwe adem

Meditatie bij het kapittel van de Ridderorde H. Graf van Jeruzalem, 16 juni 2016

Raam Blik op Jerusalem
De aanblik van de stad Jeruzalem is in de loop der eeuwen dramatisch veranderd. Al naar gelang de bewoners en de bezetters van de stad werd er afgebroken en opgebouwd, werden er bewoners weggevoerd en nieuwe aangevoerd. Soms werd de stad helemaal desolaat achter gelaten. De zorgen om de stad in onze moderne tijd zijn nog steeds onverminderd groot en de tranen van Jezus die over de stad weent vanaf de Olijfberg (Lc 19, 41-44), zijn ook onze tranen omdat we het lijden zien van bewoners in en rond deze stad. Iedere keer wanneer we een bedevaart maken naar het Heilig Land worden we getroffen door de tragiek van de volken en groepen die deze stad met elkaar delen.

Schilderij JerusalemToch is de stad Jeruzalem ook een bron van hoop. We beseffen dat de grote wereldgodsdiensten alle hun blikken richten op deze stad en er vrede van verwachten. Hun eschatologische visie op Gods vrede die ons deel zal zijn, is onlosmakelijk verbonden met vrede voor Jeruzalem. Als die vrede daar mocht aanbreken dan zal de ware vrede zich verspreiden over heel de wereld. Het is misschien daarom dat de tragiek van deze stad, die geclaimd wordt door drie wereldgodsdiensten en wat de christenen betreft door vele confessies, juist een kracht betekent: er dient interreligieus en oecumenisch samengewerkt te worden om hier vrede te stichten en te bewaren. De stad en de kerk van het Heilig Graf kunnen niet door één religie of één confessie worden opgeëist. Dit houdt een oproep in om tot een betere verstandhouding te komen tussen de religies van het boek en tussen de christelijke kerken onderling. Als deze samenwerking rondom Jeruzalem daadwerkelijk vruchten draagt, zal er ruimte voor die toekomst ontstaan. Het bericht van 11 april j.l. dat koning Abdullah van Jordanië een fikse financiële injectie wil geven aan de restauratie van de H. Grafkerk is misschien een hoopvol teken van die samenwerking (zie ook het artikel in onze jongste riddertijdingen).

Tekening JerusalemJeruzalem is ook symbool van ons persoonlijke geloof. De diepe dalen van de geschiedenis van deze stad weerspiegelen ons geloof, dat in wanhoop kan verkeren vanwege de duisternis die ons soms omringt. Anderzijds geeft de opstanding nieuw perspectief voor ons geloof en ons leven. Evenzeer staat de stad symbool voor onze ridderorde zelf. Bij dit kapittel denken we na over de taak en de roeping van onze ridderorde om onze drievoudige opdracht van caritas, broederschap en spiritualiteit gestalte te geven. Op welke manier kunnen we een rol spelen in onze katholieke kerk en in onze samenleving? De betekenis van de stad Jeruzalem kan ons daarbij inspireren. Ons geloof heeft immers een nieuwe adem nodig, de nieuwe adem van Gods Geest.

Hoe is het met ons geloof gesteld? We hebben nogal wat schokken moeten incasseren. Onze Kerk in Nederland is een kerk van krimp geworden, een Kerk verscheurd door onvruchtbare polarisatie die meer mensen heeft weggejaagd dan aangetrokken. Schokken rond parochiekerken die zijn afgebroken en van verdwenen kloosters; schokken van seksueel misbruik door religieuzen en priesters, schokken van bisschoppen die zijn afgetreden. We zien een terugtrekkende beweging van een kerk die meer in zichzelf gekeerd raakt en zich vaak met interne kwesties en gekrakeel bezig houdt. De kerk en wij - haar gelovigen die ondanks alles de kerk en haar boodschap niet willen loslaten - verkeren in een diep dal. Is ons geloof daar tegen bestand?

Jeruzalem is het toneel geweest van grote schokken die de leerlingen van Jezus hebben moeten ervaren. Wij lezen in de evangeliën hoe de leerlingen en met name Petrus worstelen met Jezus die zich plaatst in de traditie van de lijdende dienaar van Jesaja. Petrus roept uit: “Dat verhoede God!” zodra Jezus zijn ondergang en sterven aankondigt dat in Jeruzalem plaats zal vinden. Nee, de leerlingen plaatsen Jezus eerder in de lijn van de machtige koningen David en Salomo die hoog en droog troonden in de stad die David gevestigd had in het neutrale gebied tussen de stammen. De stad was de zetel geworden van de koningen en bovendien van God zelf in zijn prachtige tempel van Salomo. Dat Rijk zou Jezus nu eindelijk gaan herstellen. Deze hoge verwachtingen van de apostelen kwamen bedrogen uit. Het was een enorme schok dat de religieuze experts van die tijd, Farizeeën, Sadduceeën en andere Schriftgeleerden, de boodschap van Jezus niet hebben verstaan en deze inspirerende rabbi uit Galilea niet op zijn waarde hebben kunnen schatten. Het monsterverbond tussen Schriftgeleerden en Romeinen leidde tot de traumatische ervaringen van de slavendood van de geliefde Rabbi die geen machtige koning werd, maar een schandelijke slavendood gestorven is.

Klein schilderij avondmaalZelfs het laatste samenzijn, de maaltijd die een hoogtepunt van vrede en vriendschap had moeten zijn, een echt Paasmaal, wordt gekenmerkt door verraad en verloochening en onbegrip. Gebaren en symbolische handelingen worden niet begrepen: brood en wijn gedeeld en vergoten tot Jezus’ nagedachtenis, de vernederende voetwassing als teken van dienstbaarheid. “Waar gaat U heen? Hoe moeten we de weg kennen?” vraagt Thomas namens de ongeruste leerlingen. De avond eindigt in verwarring en ontreddering. Niet verbazingwekkend dat van de leerlingen slechts Maria, enkele vrouwen en Johannes onder het kruis te vinden zijn. De rest schittert door afwezigheid. Wanneer we op Goede Vrijdag in onze liturgie Jesaja 53 lezen, delen we in het trauma van de lijdende dienaar van de Heer die door de mensen afgewezen wordt, die het bekijken niet waard is, die de schande van zijn volk geworden is. Ook voor ons blijft het een ingewikkeld aspect van ons geloof dat lijden en dood onvermijdelijk zijn en op allerlei manieren in ons leven binnendringen. De lijdende Dienaar van Jesaja, Christus zelf getuigt van dit gebeuren in zijn eigen leven.

Door de eeuwen hebben christenen door dergelijke trauma’s en verwarring heen nieuwe wegen moeten vinden. Volgend jaar gedenken we dat 500 jaar geleden een groot trauma over het christendom is gekomen: de Reformatie die heeft geleid tot een voortdurende verdeeldheid van de Kerk die als lijfrok van Christus eigenlijk nooit gedeeld had mogen worden. Vrucht van misstanden in de kerk, vrucht van een politiek spel van eigengereide vorsten die reformatoren voor hun karretje konden spannen, vrucht van misverstanden en onbegrip tussen theologen en kerkleiders.

Dat trauma is uiteindelijk toch de voedingsbodem geworden van een vernieuwingsbeweging in de katholieke Kerk die niet alleen een contrareformatie was, maar ook het herontdekken van een nieuwe vitaliteit en een herwonnen identiteit. Dat leidde tot een nieuw beleefde sacramentaliteit, ontdaan van magie en simonie, tot een uitgezuiverde viering van de sacramenten als waarborg en instrument van het geloof in Gods nabijheid. De Kerk is er beter van geworden. En in onze tijd betekent de oecumenische ontmoeting en samenwerking vaak herbronning en inspiratie: de christelijke traditie blijkt rijker te zijn dan we op grond van onze eigen traditie veronderstellen.

In een zelfde soort crisis staan we nu in onze tijd. We zien geen uitweg of een oplossing. Maar Jeruzalem als stad van de opstanding wil ons moed inspreken. Zoals Jeruzalem het toneel was van de eerste schok die de leerlingen hebben moeten incasseren bij het afschuwelijke drama van het lijden en sterven van Jezus, is ze ook het toneel geworden van die tweede schok dat het onmogelijke toch denkbaar blijkt: nieuw bestaan voorbij de dood, leven voorbij de crisis.

De tweede schok die de leerlingen hebben ervaren ligt in de ontmoeting met de verrezen Heer. Pasen betekent allereerst de ontdekking van het lege graf. In het oudste evangelie dat we kennen, dat van Marcus, lezen we van verwarring bij de vrouwen die het lege graf ontdekken en de boodschappers niet kunnen begrijpen. Zij brengen de andere leerlingen op de hoogte, maar het relaas van de vrouwen wordt door hen afgedaan als beuzelpraat. Verdeeldheid tussen de eerste leerlingen. Toen al! Maar Pasen is meer.


De ontmoeting met de levende Heer is een schokervaring: de leerlingen herkennen Hem immers niet meteen. Daar is nog veel voor nodig: een hele weg van Jeruzalem naar Emmaüs. De nieuwe ontmoeting is niet een simpele terugkeer naar het verleden, terug naar de goede oude tijd: de wonden van Goede Vrijdag zijn niet te ontkennen. Het trauma blijft levensgroot overeind. Maar er groeit een geloof in een nieuwe zekerheid die van een andere orde is. Een zekerheid die meer gebouwd is op de hoop van het geloof dan op bewijsbare en meetbare feiten die geen ruimte laten voor geloof en vertrouwen, maar slechts wantrouwen en scepsis met zich mee brengen. Dat is wat het geloof in de verrezen Heer ons probeert bij te brengen: we zoeken onze zekerheid niet in vaste gegevens en feiten, maar we funderen ons leven op hoop. Het lijkt een zwakke basis in de ogen van de wereld, maar in de ogen van de verrezen Heer zien wij het nieuwe Jeruzalem, een nieuwe wereld waar het Koninkrijk door Jezus gevestigd is. De tweede schok van de ontmoeting met de levende Heer brengt ons tot een geloof met een nieuwe adem, het geloof waar de verrezen Heer zich eerst manifesteert als vreemdeling die ons leven binnen dringt en die ons uitnodigt om de Schriften opnieuw te lezen. En als we die Schriften opnieuw gaan lezen, doen we dat in relatie tot onze levenssituatie, die van ons persoonlijk, en die van onze kerk en die van onze ridderorde in onze samenleving. De tweede adem brengt ons niet terug bij dezelfde zekerheid als die van ons verloren geloof, dat uit de tijd vóór de crisis stamt.

grafkerk JerusalemDe nieuwe adem helpt ons te staan in de paradox van een beschadigde en krimpende kerk die de boodschap uitdraagt van onmetelijke liefde voor alle mensen. De nieuwe adem helpt ons om die paradox niet te willen oplossen maar juist vast te houden als dynamische kracht van hoop. Jeruzalem is de stad van alle mensen en herinnert ons aan het visioen van Jesaja, dat alle volken zullen optrekken naar de stad van vrede om er de maaltijd te vieren. Maar zoals Paulus zegt: we dragen deze schat in aarden potten. We nemen met moeite afscheid van mooie en indrukwekkende uitingen van ons geloof in gebruiken en rituelen en gebouwen en bezittingen en maatschappelijk aanzien, om met vreugde de armoede en de bescheidenheid te omarmen.

Armoede is echter niet het zelfde als armoedig, en eenvoud is niet hetzelfde als grijze onzichtbaarheid. Er zullen nog plekken zijn die getuigen van een roemrijk verleden, maar niet als teken van verlangen naar een goede oude tijd, maar als verwijzing naar de kracht van gelovige mensen die als het ware uit het niets een kerk hebben gebouwd. Diezelfde kracht mag nu ons deel zijn om te bouwen, maar wel aan een kerk die er anders uitziet.

De nieuwe adem van het geloof bevrijdt ons van de nostalgie en het verlangen naar een kerk waar vroeger alles beter was. Deze nieuwe adem helpt ons mensen naderbij te komen in hun dagelijkse leven en worsteling. De haarvaten van de samenleving wordt dat wel genoemd: de kerken hebben nog steeds het vermogen om mensen te bereiken en vertrouwen te winnen. Als we maar met die boodschap van barmhartigheid en vergeving durven komen, met een geloof dat niet de wereld wil domineren, maar dat dienstbaar wil zijn. Onze moreel ethische normen zijn geen juk dat de mens wordt opgelegd maar zijn kernwaarden die bedoeld zijn om de meest kwetsbare mensen te beschermen, vooral voor hen die geen stem hebben, voor hen die als waardeloos afgeschreven worden en opzij gezet en weggewerkt.

Het Jeruzalem van de nieuwe adem is geen stad om vast in te verblijven, maar om vandaaruit weer te vertrekken. Telkens als we na een bedevaart weer terug keren naar ons eigen huis en ons eigen leven, gaat de vreemdeling van Emmaüs met ons mee, misschien onzichtbaar en onherkenbaar voor velen, maar wij herkennen Hem in het lezen van de Schriften en in het breken van het Brood. Telkens als we de eucharistie vieren, mag er in ons hart of ons hoofd een beeld van Jeruzalem opdoemen, dat ons herinnert aan het paaswoord van Jezus: “Ga naar Galilea, daar zullen jullie me zien.” Ons land, ons leven, onze kwetsbare kerk zijn als het Galilea van de heidenen. Daarheen worden we gezonden door de adem van Jeruzalem. We doen dat als mensen van de opstanding, als mensen die de schok hebben ervaren van een teloor gegaan geloof, maar ook van een nieuw en kwetsbaar geloof dat nieuwe wegen zoekt, en die nieuwe adem van inspiratie hebben ontvangen om in totaal nieuwe omstandigheden het onmogelijke Koninkrijk van Jezus als mogelijkheid te verkondigen in daden en eventueel in woorden.

Dijnselburg, 16 juni 2016
Ad van der Helm